M.S. "Quayonge"

M.S. "Quayonge"
Mijn reisbrieven publiceer ik onder de naam "Quayonge", naar de boot, waarmee wij vele jaren over de Friese Meren, de Waddenzee en het IJsselmeer hebben gezworven.

maandag 25 oktober 2010

20101025 Benicasim

Benicasim, 25 oktober 2010

Lieve en beste allemaal,

Wat een mooie camping is dit toch hier in Benicasim. Hij heet Bonterra Park. Het bevalt ons hier zo goed, dat we besloten hebben om nog wat langer te blijven, dan aanvankelijk de bedoeling was. De weersverwachting speelt hier ook een rol in mee. Deze is voor de komende week nog uitstekend. Het is dan ook de bedoeling om hier nog tot zondag te blijven en dan in drie opeenvolgende etappes naar Harlingen te rijden. Het plan om nog een paar dagen in Zaragoza door te brengen is hiermee vervallen.
De lange termijn weersverwachting geeft voor het weekend hier nu wel een paar drupjes water door en dat kan dan ook betekenen, dat we eventueel bij dreigende regen al de boel gaan inpakken en een dagje eerder vertrekken. Ik ga daar echter niet van uit.

De camping wordt uitstekend onderhouden en is dan ook bijzonder schoon. Ook is hij uitstekend aangelegd. Alle straatjes zijn geasfalteerd met mooie randen naar de kampeerplaatsen. In deze landen groeit het gras niet of nauwelijks en vele campings hebben dan ook een kale bodem, die bij regenval direct modderig wordt. Hier niet. Hier zijn de kampeerplaatsen rijkelijk voorzien van een laag fijn grind. Dat is dus ook mooi schoon.

Ook deze camping telt al vele overwinteraars. Hij staat er in feite al bijna vol mee. Het weer is hier vergelijkbaar met dat in Monte Gordo, Portugal, waar wij al drie keer hebben gestaan. En je kunt hier in de omgeving ook allerlei leuke dingen doen. Ik vind de “uitloop” vanaf de camping echter van mindere kwaliteit, omdat je hier dan gewoon in de bebouwing loopt. Naar het strand is het 300 m en je mag er niet met een hond op. Ik vind het strand hier ook te geciviliseerd, zo tegen de bebouwing aan. In Monte Gordo heb ik daarentegen het gevoel echt helemaal buiten in de natuur te lopen. Maar het is hier zeker een alternatief voor Monte Gordo. Persoonlijk zou ik hier niet een heel voorjaar willen staan, maar onze overbuurman, een Engelsman, staat hier 10 (TIEN !) maanden. Het is dus een kwestie van persoonlijke smaak.

Ons plaatsje op Bonterra Park.

Langs de boulevard in Benicasim staan niet zoveel oude gebouwen. In de vorige brief heb ik de villa’s genoemd, die door de welgestelden hier zijn neergezet zo aan het begin van de vorige eeuw. Uit een boekje had ik gehaald, dat de eigenaars vooral uit Madrid kwamen. Dat vond ik wel van ver. Uit andere informatie heb ik begrepen, dat dat niet helemaal juist is en dat de eigenaars vooral uit Castilló de la Plana en Valencia kwamen. Dat klinkt logischer.

Echt oud (16e eeuw) is echter de wachttoren, die langs de kust staat en die bedoeld was om zeeschuimers op tijd te signaleren. In de provincie Castello(n) staan 18 van zulke torens. Zo’n toren heet hier “torre” en ze hebben een naam. Deze in Benicasim heet Torre San Vicente. Die San Vicente is een heilige, die je overal op het Iberisch schiereiland tegenkomt. (Sint Vincentius: zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Vincentius_van_Zaragoza ). De in het artikel genoemde Cabo de São Vicente hebben we vorig voorjaar bezocht.

Torre San Vicente.


Het opschrift op de toren.

In Castelló (of Castellón) de la Plana valt niet zoveel te beleven. Omdat het dichtbij ligt, hebben we er toch een bezoekje gebracht.
Opvallend vond ik wel, dat het enige plein, dat qua architectuur (het ligt tussen de kathedraal, het provinciehuis en de centrale markt) misschien de moeite waard is om te bezoeken, staat volgeparkeerd met bestelauto’s. Daar valt meer van te maken, zou je zo denken. Toch is het juist de bevoorrading van de centrale markt, die de aanwezigheid van de auto’s noodzakelijk maakt.



Mercat Central van buiten.


Mercat Central van binnen. Hij bestaat uit vele van dergelijke gangen. De waar: vis, vlees, groenten, fruit.


Bij een tochtje naar het achterland hebben we Onda aangedaan. Er bleek, dat er een bloeiende aardewerk- en steenbakkersindustrie is. Zo staat bij Onda een kilometerslange rij van deze bedrijven langs de weg. De grond moet hier wel zeer geschikt zijn voor deze tak van bedrijvigheid.
Maar in Onda is ook het Convent del Carme, waar men een zogenoemd museum van natuurwetenschappen heeft ingericht.


Het museum.

Het is echter vooral een ongelooflijk gigantische en onafzienbare collectie opgezette dieren van elke soort: zoogdieren, vogels, amfibieën, slangen, insecten, vissen, schelpen en wel uit alle windstreken op aarde. Eigenlijk is het hele gebouw een soort Ark van Noach, maar dan met dode dieren.
De hal bestaat uit een begane grond en twee galerijen.

Wij waren de enige bezoekers en men had niet op ons gerekend. Zo bleek de kas bij de ingang leeg te zijn, want toen ik een tientje gaf om de toegangsprijs van tweemaal € 4,50 af te rekenen, moest de mevrouw eerst even naar achteren om die ene Euro wisselgeld op te halen.

Er werd heel energiebewust gewerkt, want in eerste instantie brandde alleen het licht op de begane grond. Toen we ongeveer er aan toe waren om de eerste galerij te beklimmen, werden daar de lichten ontstoken en daar aangekomen werden de lichten op de begane grond weer uitgedaan. Bij het bereiken van de twee ring gebeurde ongeveer hetzelfde.

Er volgen een paar foto’s om een impressie te geven van dit wondere museum.

De hal.


Eén der vitrines.


Idem.


Idem voor onze huisdieren.



Een vitrine met vogels.



En ook de anomalieën zijn niet vergeten.

Het was weer één van die bijzondere ervaringen.

Een kilometer of acht ten Westen van Benicasim ligt de Desert de les Palmes, een natuurreservaat in de bergen. Er zijn natuurlijk een klooster en een kloosterruïne, een informatiecentrum, kasteelruïnes en wandelroutes. Het is een prachtig gebied, maar het is zeer vermoeiend om je er te bewegen. De paadjes zijn moeilijk begaanbaar doordat ze smal zijn, met veel stenen en steentjes op de grond, ze erg stijl zijn en helaas ook slecht bewegwijzerd. Maar we hebben toch een paar mooie wandelingen gemaakt.

Een uitzichts- en informatiepunt.


De kloosterruïne.


Het nieuwe (Karmelieten-)klooster.


Uitzicht vanaf een zeer hooggelegen kasteelruïne naar de kust.

Volgens de informatie was de wandeltocht naar deze ruïne ongeveer 3,2 km heen en terug. Wij hebben er twee uren over gedaan en dat betekende in feite 1,6 km omhoog traplopen en 1,6 km naar beneden. Wij hadden het gevoel wel 10 km gelopen te hebben.

Eergisteren zijn we naar het al in een eerdere brief genoemde Peñiscola geweest, een reisje van ruim 50 km naar het Noorden. Het eerste stuk reden we langs de kust naar Oropesa. Een heel mooie weg!

Uitzichtspunt voor Oropesa met gezicht op jachthaventje en baai.

Peñiscola.

De citadel van het oude Peñiscola wordt beheerst door het Castell de Papa Luna, een door Tempeliers gesticht kasteel. Papa Luna zelf bewoonde het kasteel van 1394 – 1423.


Gezicht op de kuststrook vanaf de citadel.



“Papa Luna”.

Officieel Pedro de Luna (Benedictus XIII), één der tegenpausen. Klik voor meer informatie op de naam Benedictus XIII.



De citadel is heel toeristisch.



Onder overkappingen achter de stadsmuur bevinden zich de terrassen van de restaurantjes. Wij hebben er heerlijk gezeten en gegeten.



Het terras van binnenuit gezien.

Dit is voorlopig weer de laatste brief. Zoals gezegd vertrekken we in principe zondag a.s. naar Nederland. De eerste dag proberen we Nîmes te bereiken, de tweede Bannes (bij Langres) en de derde Harlingen. We zien er naar uit jullie weer te ontmoeten en gezellig bij te praten.

Bedankt voor de leuke reacties op deze brieven. Voor mij is het ook leuk om ze te maken. Ik bewaar ze natuurlijk om ook nog eens terug te kunnen lezen, wat we gedaan hebben.

Mede namens Hens de hartelijke groeten en tot ziens.




Ties